Beleidsregel nationale typegoedkeuring bijzondere bromfietsen
Deze beleidsregel is gebaseerd op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht. In deze beleidsregel wordt toegelicht hoe de Dienst wegverkeer (RDW) omgaat met de bevoegdheden inzake de aanvraag en verlening van een nationale typegoedkeuring aan fabrikanten van bijzondere bromfietsen en het toezicht op de conformiteit van de productie.
Het doel van deze beleidsregel is om duidelijkheid en rechtszekerheid te bieden aan de fabrikanten van bijzondere bromfietsen voor het verkrijgen en behouden van een nationale typegoedkeuring. Wat betreft de invulling van het in artikel 3.4.0 van de Regeling voertuigen gestelde over het
overeenkomstig van toepassing zijn, betreft dit artikel 3 (waarbij de onderdelen die zien op andere brandstofsoorten dan elektrisch buiten beschouwing worden gelaten, alsmede de begripsomschrijvingen die zien op een meerfasentypegoedkeuring), artikelen 9 tot en met 11, artikel 17, artikel 20, artikel 22, artikel 25 (uitsluitend van toepassing op de eenstapstypegoedkeuring), artikelen 26 tot en met 28, met uitzondering van de leden 1, 3 en 4, artikelen 34 tot en met 36, met uitzondering van lid 3, artikel 37, lid 1 tot en met 5, eerste alinea, artikel 38, lid 1 tot en met 5 en lid 9, artikel 39, artikel 55, artikel 56 met uitzondering van lid 2, artikel 57, 1e lid en artikel 59, van Verordening (EU) nr. 168/2013.
Vanwege het ontbreken van Europese regelgeving voor typegoedkeuring voor bijzondere bromfietsen is in de Regeling voertuigen gekozen om nationaal de systematiek van Verordening (EU) nr. 168/2013 zoveel mogelijk te volgen. Enerzijds om de rechten en plichten van de fabrikanten en de RDW inzake de typegoedkeuring zoveel mogelijk in lijn met de Europese typegoedkeuring te brengen en anderzijds vanwege vergelijkbare toepassingsdoeleinden en uitvoeringsvormen van bijzondere bromfietsen. Deze beleidsregel bevordert de naleving van de wettelijke voorschriften door fabrikanten van bijzondere bromfietsen.
De RDW kan gebaseerd op artikel 3.4.0 uit de Regeling voertuigen alternatieve voorschriften vaststellen wanneer dit voor de uitvoering waarop een nationale typegoedkeuring wordt verleend, noodzakelijk is. In dit document is beschreven op welke wijze de RDW vaststelt dat aan de gestelde eisen in de Regeling voertuigen is voldaan. Hierbij worden eisen die zijn vermeld in de benoemde regelgeving binnen de systematiek van Verordening (EU) nr. 168/2013 (1) zoveel mogelijk gevolgd.
(1) Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers
-
Gelet op artikel 4b van de Wegenverkeerswet 1994 en hoofdstuk 3, afdeling 4 van de Regeling voertuigen bestaat de bevoegdheid tot het vaststellen van deze beleidsregel.
-
In deze beleidsregel gelden de begripsbepalingen van Verordening (EU) nr. 168/2013, de gedelegeerde verordeningen (EU) nr. 3/2014, (EU) nr. 44/2014, (EU) nr. 134/2014 en in de VN/ECE Reglementen zoals vermeld in de artikelen 3.4.0 en 3.4.1, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling voertuigen, en de Wegenverkeerswet. Indien de begrippen niet in genoemde regelgeving staan geldt hetgeen in deze beleidsregel staat.
„bromfiets”: voertuig als bedoeld in artikel 4 van verordening (EU) nr. 168/2013 met de voertuigclassificatie L1e, L2e of L6e;
„Bijzondere bromfiets”: een motorrijtuig met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 25 km/h, uitgerust met een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig, waarvoor geen typegoedkeuring overeenkomstig in het kader van de Europese Unie tot stand gekomen voorschriften vereist is (artikel 1, eerste lid, onderdeel e, onder d, van de wet);
„Bestuurdersplaats”: plek die plaats biedt aan de bestuurder van een bijzondere bromfiets, niet zijnde een zitplaats;
„Bijzondere bromfiets voor goederenvervoer”: bijzondere bromfiets die is ontworpen voor goederenvervoer in een laadruimte en is voorzien van een bestuurdersplaats;
„Bijzondere bromfiets voor individueel vervoer”: bijzondere bromfiets die is ontworpen voor vervoer van een enkele persoon, zijnde de bestuurder op een bestuurdersplaats, niet bestemd voor personen of goederenvervoer;
„Bijzondere bromfiets voor personenvervoer”: bijzondere bromfiets die is ontworpen voor het vervoer van passagiers en is voorzien van een bestuurdersplaats;
„Certificaat van overeenstemming”: het document dat door de fabrikant wordt afgegeven en dat certificeert dat een geproduceerd voertuig in overeenstemming is met het goedgekeurde voertuigtype en voldoet aan alle regelgevingshandelingen die van toepassing waren ten tijde van productie.
Het opschrift van het certificaat van overeenstemming luidt: „VOOR COMPLETE BIJZONDERE BROMFIETSEN WAARVOOR NATIONALE TYPEGOEDKEURING IS VERLEEND”;
a) het certificaat van overeenstemming moet de volgende gegevens omvatten:
b) het voertuigidentificatienummer;
c) de datum waarop het voertuig is gebouwd; en
d) de precieze technische kenmerken van het voertuig alsmede de concrete technische prestatie ervan (vermelding van een reeks waarden is niet toegestaan.„Informatiedossier”: dossier voor de nationale typegoedkeuring van een type bijzondere bromfiets dat de volgende elementen bevat:
- een inhoudsopgave;
- het inlichtingenformulier;
- alle relevante gegevens, tekeningen, foto’s en andere in het inlichtingenformulier verplicht op te nemen informatie inclusief duurzaamheidsverklaring;
- het typegoedkeuringscertificaat;
- het certificaat van overeenstemming;
- een document met tekenbevoegden voor het certificaat van overeenstemming; en
- testrapport met testresultaten.
„feitelijke massa”: met betrekking tot een voertuig, de massa in rijklare toestand zoals bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 168/2013, plus de massa van de bestuurder (75 kg), plus de massa van de opslag van alternatieve brandstof (de massa van de aandrijfbatterijen) plus de massa van de optionele uitrusting die op een individueel voertuig is aangebracht;
„nuttige massa”: het verschil tussen de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand enerzijds en de feitelijke massa van het voertuig;
„technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand”: de voor een voertuig vastgestelde maximummassa op basis van de constructiekenmerken en de door het ontwerp bepaalde prestaties ervan;
„Inlichtingenformulier”: formulier met daarin alle technische informatie die benodigd is voor het vastleggen van de typegoedkeuring;
„Nationaal-typegoedkeuringscertificaat”: het document waarmee de goedkeuringsinstantie officieel certificeert dat voor een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid typegoedkeuring is verleend;
„RDW”: Dienst Wegverkeer;
„Voertuigtype”: een groep voertuigen, met inbegrip van varianten en uitvoeringen, van een bepaalde categorie die op de volgende essentiële punten onderling niet verschillen:
a) voertuigcategorie en subcategorie;
b) fabrikant;
c) chassis, frame, subframe of bodemplaat of structuur waaraan de belangrijkste onderdelen
zijn bevestigd;
d) typeaanduiding van de fabrikant.„Variant”: voertuigen van hetzelfde type waarvoor geldt dat:
a) de basiskenmerken van de vorm van de carrosserie gelijk zijn;
b) ze dezelfde aandrijving en aandrijvingsconfiguratie bezitten;
c) ze hetzelfde type versnellingsbak hebben;
d) het verschil in massa in rijklare toestand tussen de laagste waarde en de hoogste waarde ten hoogste 20 % van de laagste waarde bedraagt;
e) het verschil in de toelaatbare maximummassa tussen de laagste waarde en de hoogste waarde ten hoogste 20 % van de laagste waarde bedraagt;
f) het verschil in motorvermogen tussen de laagste waarde en de hoogste waarde ten hoogste 30 % van de laagste waarde bedraagt.„Uitvoering van een variant”: een voertuig dat bestaat uit een combinatie van punten in het inlichtingenformulier.
„TVU-code”: een duidelijke en ondubbelzinnige alfanumerieke code van een unieke combinatie van technische kenmerken. De fabrikant kent aan elk voertuigtype, elke variant en elke uitvoering een alfanumerieke code toe die bestaat uit Romeinse letters en/of Arabische cijfers. Het aantal tekens mag niet meer bedragen dan:
a) 15 voor de code van het voertuigtype;
b) 25 voor de code van één variant;
c) 35 voor de code van één uitvoering
-
3.1 Voertuigcategorieën
Voor een nationale typegoedkeuring voldoet een bijzondere bromfiets aan de eisen uit de Regeling voertuigen, artikel 3.4.1. Het toepassingsgebied van deze eisen ziet voornamelijk toe op de Europese voertuigcategorieën L1e t/m L7e en een aantal sub (sub) categorieën zoals bedoeld in Verordening (EU) nr. 168/2013. Voor de toepassing van het juiste eisenpakket t.b.v. de nationale typegoedkeuring van bijzondere bromfietsen is het noodzakelijk een vergelijk te maken tussen de Europese voertuigcategorieën en de nationale voertuigcategorieën voor bijzondere bromfietsen. Het kenmerk van een bijzondere bromfiets is dat deze buiten het toepassingsgebied van verordening (EU) nr. 168/2013 valt, is uitgerust met een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW en een maximumconstructiesnelheid heeft van niet meer dan 25 km/h. Hierdoor komen in beginsel alleen de technische voorschriften in aanmerking van de ‘lichte’ Europese voertuigcategorieën L1e, L2e en L6e die corresponderen met de nationale voertuigcategorieën L1, L2 en L6. Daarnaast bestaan er de nationale subcategorieën 1b, 2a en 2b.
Betekenis van de nationale voertuigcategorieën:
- L1: een bijzondere bromfiets met 2 wielen;
- L2: een bijzondere bromfiets met 3 wielen; en
- L6: een bijzondere bromfiets met 4 wielen.
Betekenis van de nationale subcategorieën:
1b: een bijzondere bromfiets voor individueel vervoer.;
2a: een bijzondere bromfiets voor goederenvervoer; en
2b: een bijzondere bromfiets voor personenvervoer.
Dit leidt tot de volgende nationale voertuigcategorieën:
L1-1b Een bijzondere bromfiets met 2 wielen voor individueel vervoer L1-2a Een bijzondere bromfiets met 2 wielen voor goederenvervoer L1-2b Een bijzondere bromfiets met 2 wielen voor personenvervoer L2-1b Een bijzondere bromfiets met 3 wielen voor individueel vervoer L2-2a Een bijzondere bromfiets met 3 wielen voor goederenvervoer L2-2b Een bijzondere bromfiets met 3 wielen voor personenvervoer L6-1b Een bijzondere bromfiets met 4 wielen voor individueel vervoer L6-2a Een bijzondere bromfiets met 4 wielen voor goederenvervoer L6-2b Een bijzondere bromfiets met 4 wielen voor personenvervoer 3.2 Technische voorschriften
Indien t.a.v. van een of meerdere technische voorschriften niet kan worden aangesloten bij de eisen van de Europese voertuigcategorieën L1e, L2e of L6e dan moet de fabrikant naar het oordeel van de RDW aantonen waarom het aansluiten bij de technische voorschriften van een andere Europese voertuigcategorie noodzakelijk en in de hoogst haalbare mate gelijkwaardig is en geen ernstig risico voor de veiligheid vormt of het milieu of de volksgezondheid ernstig zou kunnen schaden. Indien de regelgeving toestaat dat installatie van onderdelen of technische eenheden waarvoor typegoedkeuring is verleend voor installatie op voertuigen van een andere Europese voertuigcategorie dan van de categorie L1e, L2e of L6e, dan is dit toegestaan. Wanneer de regelgeving hiertoe geen ruimte biedt kan de RDW besluiten dit toe te staan als alternatieve wijze om aan het voorschrift te voldoen mits is aangetoond dat het alternatief in de hoogst haalbare mate gelijkwaardig is en geen ernstig risico voor de veiligheid vormt of het milieu of de volksgezondheid ernstig zou kunnen schaden. In artikel 3.4.1 van de Regeling voertuigen staan de eisen benoemd voor het verkrijgen van een nationale typegoedkeuring voor bijzondere bromfietsen. Een aantal onderwerpen worden twee keer benoemd in verschillende regelgevingen. Dit doet zich voor bij de onderwerpen:
- Verordening (EU) nr. 3/2014, bijlage IV (elektrische veiligheid) en VN/ECE-reglement nr. 136 (elektrische voertuigen van categorie L);
- Verordening (EU) nr. 3/2014, bijlage VIII en VN/ECE-reglement nr. 60 (toepasselijke voorschriften met betrekking tot door de bestuurder bediende bedieningsorganen, waaronder identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters);
- Verordening (EU) nr. 3/2014, bijlage IX (Toepasselijke voorschriften betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen, met inbegrip van de automatische in- en uitschakeling van lichten) en VN/ECE-reglement nr. 74 (installatie van verlichtings- en
lichtsignaalinrichtingen); en - Verordening (EU) nr. 3/2014, bijlage XII, deel I (Toepasselijke voorschriften betreffende de verankeringen voor veiligheidsgordels en veiligheidsgordels) en VN/ECE-reglement nr. 14 (veiligheidsgordelverankeringen).
Voor de toepassing van de hierboven genoemde eisen moet worden vastgesteld welke VN/ECEreglementen verplicht van toepassing zijn. Hiervoor moet bijlage I van verordening (EU) nr. 3/2014 worden geraadpleegd. Wanneer het VN/ECE-reglement voorkomt in de lijst dan moet deze worden toegepast conform het aldaar genoemde wijzigingenreeks niveau. Let op: in de bijlage bij verordening (EU) nr. 3/2014 kunnen aanvullende eisen worden gesteld waaraan ook moet worden voldaan.
Wanneer het VN/ECE-reglement niet voorkomt in de lijst van Verordening (EU) nr. 3/2014, bijlage I, dan is deze niet verplicht van toepassing. Op vrijwillige basis kan de fabrikant ervoor kiezen om toch aan de eisen van het betrokken VN/ECE-reglement te voldoen in plaats van de eisen uit de bijlage bij verordening (EU) nr. 3/2014. Er moet in voorkomend geval aan het hoogste wijzigingenreeks niveau (amendementsniveau) van VN/ECE-reglement worden voldaan.
3.3 Wet- en regelgeving, wijzigingenreeks niveau
Voor het verkrijgen van een nationale typegoedkeuring van een nieuw type bijzondere bromfiets moet aan het wijzigingsreeks niveau (amendementsniveau) van de regelgeving worden voldaan met ingang van de datum waarop aan dit niveau uitvoering moet zijn gegeven. Bij het van toepassing zijnde wijzigingsreeks niveau bij een VN/ECE-reglement gelden onverminderd de overgangsbepalingen uit het reglement met dien verstande dat wanneer er in de bepalingen staat dat een overeenkomstsluitende partij bij de “Herziene Overeenkomst van 1958” een goedkeuring van een eerder wijzigingsreeks niveau mag weigeren dan moet dit worden opgevat als een bindende bepaling (moet weigeren). Een latere wijzigingsreeks niveau van een reglement wordt geaccepteerd als alternatief. Informatie over ingangsdata voor nieuwe typen voertuigen en de einde geldigheid van bestaande typegoedkeuringen zie onderstaande linken:
Ingangs- en einddata verordeningen (pdf, 10mb) en Ingangsdata VN/ECE-reglementen.3.4 Einde geldigheid typegoedkeuring en restantvoorraad
Een nationale typegoedkeuring voor een bijzondere bromfiets wordt ongeldig wanneer nieuwe technische voorschriften die van toepassing zijn op het goedgekeurde type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid, worden ingevoerd voor het op de markt aanbieden, het registeren of het in gebruik nemen. Dat betekent dat u geen bijzondere bromfietsen meer mag produceren en op de markt aanbieden, registeren of in gebruik nemen op die nationale typegoedkeuring. Een fabrikant die een bijzondere bromfiets toch nog op de markt wil aanbieden of in de handel wil brengen, kan, zo spoedig mogelijk nadat de nationale typegoedkeuring ongeldig is geworden (binnen twee weken), daarvoor een verzoek indienen bij de Dienst Wegverkeer. Zie voor meer informatie over het op de markt aanbieden, registreren of in gebruik nemen van voertuigen uit restantvoorraad artikel 3.11.3 van de Regeling voertuigen.
3.5 Wijzigingen aan een nationale typegoedkeuring van een bijzondere bromfiets
De fabrikant stelt de RDW onverwijld in kennis van elke wijziging van de gegevens in het informatiepakket van de nationale typegoedkeuring van een bijzondere bromfiets. De RDW besluit welke van de procedures van artikel 35 uit Verordening (EU) nr. 168/2013 moet worden gevolgd. Zo nodig kan de RDW na overleg met de fabrikant besluiten dat een nieuwe nationale typegoedkeuring moet worden verleend. Indien de RDW van oordeel is dat voor het aanbrengen van een wijziging inspecties of tests moeten worden herhaald, wordt de fabrikant daarvan in kennis gesteld.
-
Voor het verkrijgen van een nationale typegoedkeuring moet zowel het product als het productieproces worden beoordeeld en akkoord bevonden. Hiermee wordt gewaarborgd dat elk volgend geproduceerd exemplaar net zo veilig is als het goedgekeurde voertuig, en u als fabrikant de daaraan verwante verplichtingen naar behoren kan nakomen.
Alle informatie m.b.t. de aanvraag van een typegoedkeuring, de Eerste bedrijfsbeoordeling (IA), en de Overeenstemming van de productie (COP) die naast de technische voorschriften onderdeel uitmaken van de aanvraagprocedure van een nationale typegoedkeuring voor bijzondere bromfietsen, kunt u vinden in de ‘Beleidsregel aanvraag, verlenen en toezicht typegoedkeuringen’ via onderstaande link en door te klikken op ‘Meer informatie’: https://www.rdw.nl/zakelijk/branches/fabrikant/typegoedkeuring-aanvragen/toelating-voor-uw-bedrijf-aanvragen
4.1 Informatie over de aanvraag
Op de website van de RDW staat informatie over de aanvraag van een nationale typegoedkeuring, het verkrijgen van een nationale typegoedkeuring en het behouden van een nationale typegoedkeuring. De productielocatie(s) van de fabrikant wordt door de RDW beoordeeld en indien akkoord bevonden door de RDW toegelaten. Zie onderstaande link voor meer informatie over de bedrijfstoelating en het testen en certificeren: https://www.rdw.nl/zakelijk/branches/fabrikant
4.2 World Manufacturers Identification-code (WMI-code)
Voor het verkrijgen van een nationale typegoedkeuring voor een bijzondere bromfiets is het noodzakelijk dat u een WMI-code aanvraagt. De code bestaat uit drie alfanumerieke tekens, die worden toegewezen door de bevoegde instantie (RDW) in het land waar de fabrikant zijn hoofdvestiging heeft. De WMI-code maakt onderdeel uit van het voertuigidentificatienummer (VIN) en zorgt ervoor dat altijd is te achterhalen welke fabrikant het voertuig heeft gemaakt. Zie onderstaande link voor meer informatie over het aanvragen van de WMI-code: https://www.rdw.nl/zakelijk/branches/fabrikant/registratie-en-toezicht-in-nederland/wmi-code-aanvragen
4.3 Documenten t.b.v. het informatiedossier
Voor de nationale typegoedkeuring van een bijzondere bromfiets moet allerlei informatie en technische specificaties worden vastgelegd. De benodigde documenten voor de aanvraag van een nationale typegoedkeuring kunt u verkrijgen door een mail te sturen naar [email protected].
4.4 In behandeling nemen van de aanvraag
Voor het honoreren van een aanvraag voor een nationale typegoedkeuring van een bijzondere bromfiets geldt dat de fabrikant naar het oordeel van de RDW moet hebben aangetoond dat geen typegoedkeuring als bedoeld in Verordening (EU) nr. 168/2013 vereist is en het voertuig valt binnen het toepassingsgebied van bijzondere bromfiets. De bijzondere bromfiets is compleet en, in het geval van een aanvraag voor nationale typegoedkeuring, productierijp.
De aanvraag voor een nationale typegoedkeuring wordt ingediend bij de RDW door een e-mail te
sturen naar [email protected].De mail bevat:
a) de contactgegevens;
b) dat het een aanvraag betreft voor een nationale typegoedkeuring voor een bijzondere bromfiets; en
c) alle relevante documentatie van de bijzondere bromfiets zoals technische specificaties, tekeningen, foto’s etc.De RDW registreert de aanmelding, de aanvrager ontvangt hiervan binnen twee weken een bevestiging per e-mail. De RDW neemt contact op met de aanvrager over de verdere behandeling van de aanvraag. De aanvraag bestaat uit twee onderdelen, waarbij rekening gehouden wordt met het volgende:
a) Met betrekking tot het voertuig: Er worden afspraken gemaakt over de technische beoordeling van het voertuig waarvoor een typegoedkeuring wordt aangevraagd;
b) Met betrekking tot de fabrikant: Onderdeel van de aanvraag is de beoordeling door de RDW op de Conformiteit van Productie (CoP) en de wijze waarop de bijzondere bromfiets wordt produceert. Daarnaast moet een fabrikant van bijzondere bromfietsen toegelaten worden.Na een eerste beoordeling van de aanvraag volgt een intakegesprek met vertegenwoordigers van de RDW en de aanvrager. In dit gesprek wordt het proces van de aanvraag, de verwachtingen en de vertrouwelijkheid besproken. Vanwege het informatieve karakter van het intakegesprek worden door de RDW geen kosten in rekening gebracht. Op basis van het intakegesprek worden de vervolgstappen bepaald, te weten:
a) het betreft een reguliere aanvraag voor een nationale typegoedkeuring van een bijzondere bromfiets;
b) het betreft een aanvraag voor een nationale typegoedkeuring van een bijzondere bromfiets waarin innovatieve technieken zijn toegepast; of
c) het betreft een aanvraag voor een nationale typegoedkeuring van een bijzondere bromfiets op basis van een nieuw voertuigconcept met een innovatief karakter.4.5 Bijzondere bromfietsen waarin innovatieve technieken zijn toegepast
Op basis van artikel 3.4.1, tweede lid, van de Regeling voertuigen kan van de technische toetsingscriteria uit het eerste lid worden afgeweken in het geval niet aan die eisen wordt voldaan door de toepassing van innovatieve technieken. De aanvraag voor een nationale typegoedkeuring van een dergelijk voertuig gaat vergezeld van een uitgebreide en gemotiveerde toelichting met betrekking tot de innovaties en welke gevolgen dit heeft voor het niet voldoen aan de eisen. Verder moet een risicobeoordeling worden opgesteld door een deskundige en onafhankelijke instantie (die voldoet aan de methodiek voor het aantonen van functionele veiligheidsvoorschriften zoals vermeld in ISO 26262 en SOTIF ook bekend als ISO 21448:2021) dat naar het oordeel van de RDW aantoont op welke wijze het veiligheidsniveau van de 'toetsingscriteria' waaraan niet wordt voldaan, wordt gewaarborgd door gedetailleerde omschrijving van de toegepaste innovatieve oplossingen of mitigerende maatregelen (Alternative means of compliance). In de risicobeoordeling wordt in ieder geval aandacht besteed aan de constructie en de werking van de mechanische en elektronische onderdelen van het voertuig. Het moeten voldoen aan de permanente eisen als bedoeld in hoofdstuk 5, afdeling 6a, geldt onverminderd artikel 3.4.1, tweede lid van de Regeling voertuigen en hetgeen hierboven vermeld.
4.6 Nieuw voertuigconcept van een bijzondere bromfietsen met een innovatief karakter
Wanneer er een aanvraag wordt ingediend voor de nationale typegoedkeuring van een bijzondere bromfiets met een nieuw voertuigconcept moet dit concept vooraf worden beoordeeld door het Centraal loket van de RDW. Het betreft dan een voertuigconcept dat afwijkt van de reguliere of bekende concepten. Het Centraal loket vormt een eerste oordeel of het nieuwe voertuigconcept kans maakt om in de nabije toekomst deel uit te maken van het verkeer (m.a.w. is het concept levensvatbaar). Dit oordeel rechtvaardigt verder onderzoek en het maken van investeringen door de fabrikant. Eventueel kan een technische quickscan, uitgevoerd door het RDW-testcentrum in Lelystad, onderdeel uitmaken van het oordeel. Wanneer het eerste oordeel door het Centraal loket positief is zal er in overleg een startgesprek worden geïnitieerd tussen SWOV (Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid), RDW en fabrikant. De SWOV zal per voertuigconcept een risico-inventarisatie opstellen. De risicoinventarisatie kan, indien deze voor een categorie eenmaal beschikbaar is, ook voor vergelijkbare aanvragen worden gebruikt. De advisering van de SWOV is gericht op de veiligheidsrisico’s bij nieuwe voertuigconcepten in het verkeer en met name het weggedrag van het voertuig. Denk hierbij aan veel voorkomende situaties in het dagelijks verkeer, zoals het in- en uitrijden van uitritten, het draaien van bochten en het berijden van drempels en stoepranden. Kern van deze werkwijze is dat alle partijen al bij de start van de aanvraagprocedure worden betrokken. Door al bij de start van de aanvraag in overleg te treden, wordt aan het begin van het proces duidelijkheid gecreëerd voor alle betrokkenen. De aanvrager krijgt de gelegenheid zijn aanvraag en voertuig toe te lichten. De RDW neemt op basis van de risico-inventarisatie en startgesprek een besluit over het vervolg van de aanvraag.
4.7 Geldigheid in andere lidstaten
Een nationale typegoedkeuring is primair bedoeld voor het eigen grondgebied en alleen geldig voor registratie in Nederland. Op verzoek van de fabrikant kan door de RDW een kopie van het nationale typegoedkeuringscertificaat en de bijbehorende bijlagen per e-mail aan de goedkeuringsinstantie van een andere lidstaat worden toegezonden met het verzoek om de nationale typegoedkeuring te accepteren. De lidstaat zelf beslist te allen tijde of de goedkeuring wel of niet wordt geaccepteerd.
-
Gelet op artikel 3.4.0 van de Regeling voertuigen kan de RDW alternatieve voorschriften vaststellen wanneer dit voor de uitvoering waarop een nationale typegoedkeuring wordt verleend, noodzakelijk is. In artikel 3.4.1 staan de eisen vermeld waaraan bijzondere bromfietsen moeten voldoen voor het verkrijgen van een nationale typegoedkeuring. Hieronder staat de complete lijst met voorschriften uit artikel 3.4.1 van de Regeling voertuigen opgesomd. Wanneer een alternatief voorschrift bij een specifiek onderwerp van toepassing is blijkt dit uit de VET-gedrukte tekst. Bij een alternatief voorschrift staat ook een wijze van keuren vermeld. Wanneer geen alternatief voorschrift is vastgesteld moet volledig worden voldaan aan de eis.
Artikel 3.4.1
Bijzondere bromfietsen voldoen voor het verkrijgen van een nationale typegoedkeuring aan:
a. de eisen in:
1°. VN/ECE-reglement nr. 3 (Retroflecterende voorzieningen);
2°. VN/ECE-reglement nr. 10 (Elektromagnetische compatibiliteit);
3°. VN/ECE-reglement nr. 14 (Veiligheidsgordelverankeringen);
4°. VN/ECE-reglement nr. 16 (Veiligheidsgordels, beveiligingssystemen, kinderbeveiligingssystemen en Isofix-kinderbeveiligingssystemen) of VN/ECE-reglement nr. 44 (kinderbeveiligingssystemen);
5°. VN/ECE-reglement nr. 50 (breedtelichten, achterlichten, stoplichten, richtingaanwijzers en achterkentekenplaatverlichting) of VN/ECE-reglement nr. 56 (koplampen) en VN/ECE-reglement nr. 74 (installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen);
6°. VN/ECE-reglement nr. 60 (bedieningsorganen en de identificatie van bedieningsorganen, verklikkers en meters);
7°.VN/ECE-reglement nr. 67 of VN/ECE-reglement nr. 110 (LPG en CNG);
8°. VN/ECE-reglement nr. 75 (banden);
9°. VN/ECE-reglement nr. 78 (Remmen);
10°. VN/ECE-reglement nr. 81 (achteruitkijkspiegels);
11°. VN/ECE-reglement nr. 136 (Elektrisch aangedreven voertuigen);
12°. verordening (EU) nr. 3/2014, bijlage II (Testprocedures en prestatie-eisen die van toepassing zijn op geluidssignaalinrichtingen),
bijlage IV (Voorschriften betreffende elektrische veiligheid),bijlage VII (Toepasselijke voorschriften betreffende ruiten, ruitenwissers, ruitensproeiers en ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen),
bijlage VIII (Toepasselijke voorschriften met betrekking tot door de bestuurder bediende bedieningsorganen, waaronder identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters),
bijlage IX (Toepasselijke voorschriften betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen, met inbegrip van de automatische in- en uitschakeling van lichten),
bijlage XII, deel I (Toepasselijke voorschriften betreffende de verankeringen voor veiligheidsgordels en veiligheidsgordels),
bijlage XIII (Toepasselijke voorschriften betreffende zitplaatsen (zadels en stoelen), XIV (Voorschriften betreffende bestuurbaarheid, gedrag in bochten en keerbaarheid),
bijlage XV, punt 1.1 en 1.2 (Voorschriften betreffende de montage van banden),
bijlage XVIII (Voorschriften betreffende het door de constructie begrensd nominaal continu maximumvermogen of nettomaximumvermogen en/of de door de constructie bepaalde snelheidsbegrenzing) en XIX (Voorschriften betreffende de integriteit van de voertuigstructuur);13°. verordening (EU) nr. 44/2014, bijlage II (Voorschriften voor maatregelen tegen manipulatie van de aandrijflijn),
bijlage VI (Voorschriften voor voorzieningen ter beveiliging tegen onrechtmatig gebruik),
bijlage VIII (Voorschriften voor uitstekende delen),
bijlage X (Voorschriften voor laadplatforms),
bijlage XIV (Voorschriften voor de ruimte voor de kentekenplaat); en
bijlage XVI (Voorschriften voor standaards).14°. verordening (EU) nr. 134/2014, bijlage X, aanhangsel 1 en 1.1 (Testprocedures en technische voorschriften met betrekking tot prestaties van de aandrijfeenheid);
15°. verordening (EU) nr. 901/2014, bijlage V (Modellen voor de voorgeschreven plaat en het EU-typegoedkeuringsmerk).
b. de in hoofdstuk 5 voor de bijzondere bromfiets vastgestelde permanente eisen.
2. Van het eerste lid kan worden afgeweken in het geval niet aan die eisen wordt voldaan door het innovatieve karakter van het voertuig of door de toepassing van innovatieve technieken, indien met een risicobeoordeling opgesteld door een deskundige en onafhankelijke instantie wordt aangetoond op welke wijze het veiligheids- en milieubeschermingsniveau van die eisen wordt gewaarborgd.
3. Een bijzondere bromfiets die is bedoeld voor personenvervoer biedt ten hoogste acht zitplaatsen voor passagiers. De zitplaatsen bieden voldoende ruimte voor de te vervoeren persoon, zijn voorzien van een heupgordel en, indien die zijn bedoeld voor een kind, zijn voorzien van een duidelijke vermelding van het maximale gewicht waarvoor de zitplaatsen zijn bedoeld.
-
Gebaseerd op Verordening (EU) nr. 168/2013 en artikel 3.4.1 van de Regeling voertuigen
Nationale voertuigcategorieën:
L1
L2
L6Subcategorieën:
1b
2a
2bIngangsdatum: 1 januari 2024
Versie: december 2023
Verankeringen voor veiligheidsgordels
December 2023
Voertuigsoort
Bijzondere bromfiets
Voertuigcategorie en subcategorie
L1-2b, L2-2b en L6-2b
Basis
Regeling voertuigen, artikel 3.4.1, 1e lid, onderdeel a, punt 3°, VN/ECE reglement nr. 14 en punt 12° Verordening nr. 3/2014, bijlage XII, deel I
Ingangsdatum t.b.v. nationale typegoedkeuring
1 januari 2024
Einddatum geldigheid van de nationale typegoedkeuring
-
Alternatief voorschrift
Bijzondere bromfietsen van de nationale voertuigcategorieën L1-2b, L2-2b en L6-2b ingericht voor personenvervoer moeten zijn voorzien van gordelverankeringspunten voor heupgordels voor passagiers. De bevestiging van de gordel voldoet voor wat betreft de sterkte aan VN/ECE-reglement nr. 14, ongeacht de plaatsing van de zitplaatsen, waarbij voor de belasting die op de bevestiging van de gordel wordt uitgeoefend rekening gehouden wordt met de maximumconstructiesnelheid van het voertuig en indien van toepassing het gewicht, bedoeld in artikel 3.4.1, derde lid van de Regeling voertuigen, met dien verstande dat als gewicht minimaal 36 kg wordt gebruikt. De belasting die op het gordelverankeringspunten wordt uitgeoefend is in de rijrichting van het voertuig.
De formule voor de bepaling van de trekkracht luidt als volgt:
(Gewicht op zitplaats/75 kg (*)) x (Maximumconstructiesnelheid/50 km/h) x (de genormeerde trekkracht van 740 daN) = trekkracht per heupgordel.
(*) Wanneer de uitkomst ‘gewicht op de zitplaats/75 kg’ kleiner is dan 36 kg dan wordt gerekend met minimaal 36 kg
Wijze van keuren
Destructieve test waarbij de belasting die op het gordelverankeringspunten wordt uitgeoefend in de rijrichting van het voertuig is.
Toelichting
-
Vermelding van het maximale gewicht waarvoor de zitplaatsen zijn bedoeld bij een bijzondere bromfiets voor personenvervoer
December 2023
Voertuigsoort
Bijzondere bromfiets
Voertuigcategorie en subcategorie
L1-2b, L2-2b en L6-2b
Basis
Regeling voertuigen, hoofdstuk 3, artikel 3.4.1, eerste lid, onderdeel b en derde lid
Ingangsdatum t.b.v. nationale typegoedkeuring:
1 januari 2024
Einddatum geldigheid van de nationale typegoedkeuring:
-
Alternatief voorschrift
In een bijzondere bromfiets die is bedoeld voor personenvervoer mogen zich ten hoogste acht zitplaatsen voor passagiers bevinden. Vanuit Verordening (EU) 168/2013 wordt de massa van de bestuurder op 75 kg en van de passagier op 65 kg gesteld. Er bestaat geen vastgestelde massa voor een kind.
Een bijzondere bromfiets die is bedoeld voor personenvervoer heeft een bestuurdersplaats (staanplaats die is vastgesteld op 75 kg) en een x aantal plaatsen voor passagiers. De plaatsen bestemd voor passagiers kunnen variëren in plaatsen voor volwassenen (65 kg) en plaatsen die zijn bedoeld voor een kind. Voor iedere zitplaats waarop een passagier wordt vervoerd moet worden vastgesteld wat het maximale gewicht is waarvoor de zitplaats is bedoeld. Om vast te stellen hoeveel passagiers er in de bijzondere bromfiets voor personenvervoer vervoerd kunnen worden moet de nuttige massa worden vastgesteld. Hiervoor geldt:
de nuttige massa is het verschil tussen de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand verminderd met de feitelijke massa van het voertuig.
De fabrikant kan de vastgestelde nuttige massa naar wens verdelen over het aantal zitplaatsen bestemd voor passagiers. Hierbij moet rekening worden gehouden met een gelijkmatige verdeling van de massa over het voertuig.
Iedere zitplaats wordt voorzien van een duidelijke vermelding van het maximale gewicht in kg waarvoor de zitplaats is bedoeld. De vermelding wordt op een door de fabrikant te bepalen wijze aangebracht (bijvoorbeeld d.m.v. een plaatje, sticker, gravure etc.)
De vermelding wordt aangebracht op een opvallende plaats waarvan het weinig waarschijnlijk is dat het snel slijt of beschadigd bij normaal gebruik, tijdens geregeld onderhoud of bij een reparatie. De minimumhoogte van letters en cijfers is 5 mm. De vermelding is goed leesbaar en onuitwisbaar en bevat de volgende informatie: „MAXIMAAL GEWICHT ZITPLAATS .. KG”Wijze van keuren
Visuele controle
Toelichting
-
Vaststellen van de afmetingen
December 2023
Voertuigsoort
Bijzondere bromfiets
Voertuigcategorie en subcategorie
L1, L2 en L6
1b, 2a en 2b
Basis
Regeling voertuigen, hoofdstuk 5, afdeling 6, artikel 5.6a.6
Ingangsdatum t.b.v. nationale typegoedkeuring:
1 januari 2024
Einddatum geldigheid van de nationale typegoedkeuring:
-
Alternatief voorschrift
Voor de vaststelling van de afmetingen van een bijzondere bromfiets, zoals vermeld in artikel 5.6a.6 van de Regeling voertuigen, worden delen en onderdelen buiten beschouwing gelaten overeenkomstig bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 1, paragraaf 1, van de Regeling voertuigen.
Wijze van keuren
Visuele controle bij twijfel meten
Toelichting
Bij vaststelling van afmetingen worden bepaalde onderdelen buiten beschouwing gelaten (bijvoorbeeld de spiegels bij vaststelling van de breedte). In de Regeling voertuigen, artikel 5.6a.6 ontbreekt bij de wijze van keuren de verwijzing naar artikel 5.1a.1.
Voorschriften voor de ruimte voor de kentekenplaat
December 2023
Voertuigsoort
Bijzondere bromfiets
Voertuigcategorie en subcategorie
L6
1b, 2a en 2b
Basis
Regeling voertuigen, artikel 3.4.1, 1e lid, onderdeel a (13°) en Verordening nr. 44/2014, bijlage XIV
Ingangsdatum t.b.v. nationale typegoedkeuring:
1 januari 2024
Einddatum geldigheid van de nationale typegoedkeuring:
-
Alternatief voorschrift
In afwijking van het gestelde in Verordening nr. 44/2014, bijlage XIV, punt 1.3, hoeft een bijzondere bromfiets van de nationale voertuigcategorie L6 niet te zijn voorzien van een ruimte voor het aanbrengen van een voorkentekenplaat.
Wijze van keuren
Visuele controle
Toelichting
Bijzondere bromfietsen van de nationale voertuigcategorie L6 hoeven in Nederland geen voorkentekenplaat te voeren.
Remmen
December 2023
Voertuigsoort
Bijzondere bromfiets
Voertuigcategorie en subcategorie
L1, L2 en L6
1b, 2a en 2b
Basis
Regeling voertuigen, artikel 3.4.1, 1e lid, onderdeel a (9°) en VN/ECE reglement nr. 78
Ingangsdatum t.b.v. nationale typegoedkeuring:
1 januari 2024
Einddatum geldigheid van de nationale typegoedkeuring:
-
Alternatief voorschrift
Bijzondere bromfietsen moeten op alle assen zijn geremd waarbij:
a) een bijzondere bromfiets van de voertuigcategorie L1 mag zijn voorzien van minimaal één bedrijfsrem op frictiebasis en één bedrijfsrem die niet op frictiebasis werkt (bijvoorbeeld door regeneratief remmen); en
b) een bijzondere bromfiets van de voertuigcategorie L2 of L6 mag zijn voorzien van:- minimaal één bedrijfsrem op frictiebasis en één bedrijfsrem die niet op frictiebasis werkt
(bijvoorbeeld door regeneratief remmen); of - is voorzien van een gescheiden remsysteem met één bedieningsorgaan met twee
afzonderlijke kringen; of - is voorzien van een remsysteem met één bedieningsorgaan en één kring in combinatie met een parkeerrem.
Wijze van keuren
Visuele controle
Toelichting
-
Testprocedures en technische voorschriften met betrekking tot prestaties van de aandrijfeenheid
December 2023
Voertuigsoort
Bijzondere bromfiets
Voertuigcategorie en subcategorie
L1, L2 en L6
1b, 2a en 2b
Basis
Regeling voertuigen, artikel 3.4.1, 1e lid, onderdeel a (14°) en Verordening nr. 134/2014, bijlage X, aanhangsel 1 en 1.1
Ingangsdatum t.b.v. nationale typegoedkeuring:
1 januari 2024
Einddatum geldigheid van de nationale typegoedkeuring:
-
Alternatief voorschrift
In afwijking van het gestelde in bijlage X, aanhangsel 1, punt 3.1.3 moet de test worden uitgevoerd vanuit een staande positie.
Wijze van keuren
Uitvoeren van een rijtest
Toelichting
-
Nationaal typegoedkeuringsmerk
December 2023
Voertuigsoort
Bijzondere bromfiets
Voertuigcategorie en subcategorie
L1, L2 en L6
1b, 2a en 2b
Basis
Regeling voertuigen, artikel 3.4.1, 1e lid, onderdeel a (15°) en Verordening (EU) nr. 901/2014, bijlage VII
Ingangsdatum t.b.v. nationale typegoedkeuring:
1 januari 2024
Einddatum geldigheid van de nationale typegoedkeuring
:
-
Alternatief voorschrift
In afwijking van het gestelde in verordening (EU) 901/2014, bijlage VII, wordt het Nationale typegoedkeuringsnummer voor het complete voertuig als volgt vastgesteld:
Deel 1: Landcode: NL (Nederland);
Deel 2: Regelgeving: BB (Bijzondere bromfiets);
Deel 3: Volgnummer voor typegoedkeuringscertificaten;
Deel 4: Volgnummer dat het uitbreidingsnummer van de typegoedkeuring weergeeft met aanvullend een vermelding of het een correctie of revisie betreft.
Voorbeeld: NL*BB*99999*09 Rev.01
Het testrapportnummer voor het complete voertuig wordt als volgt vastgesteld:
Deel 1: RDW (Dienst Wegverkeer);
Deel 2: BB (Bijzondere bromfiets);
Deel 3: Volgnummer voor het testrapport;
Deel 4: Testrapport uitbreidingsnummer met aanvullend een vermelding of het een correctie of revisie betreft.
Voorbeeld: RDW-BB-0000139-01 Rev.01
Wijze van keuren
Visuele controle
Toelichting
-
- minimaal één bedrijfsrem op frictiebasis en één bedrijfsrem die niet op frictiebasis werkt